Er zijn momenten in een mensenleven die de tijd in tweeën breken. Er is een vóór, en er is een na. Het verlies van Tristan – onze tweede zoon – is zo’n moment.
Hij kreeg nooit de kans om te beginnen aan zijn leven. Een medische fout, een reeks seconden die alles veranderde. Wat had moeten klinken als een eerste huiltje, bleef stil. En in die stilte klonk een oerschreeuw, een breuk in de wereld zoals we die kenden.
In het begin was er vooral ongeloof. De schok, het onbegrip. Daarna kwamen de vragen, de woede, het verdriet. Waarom? Hoe kon dit gebeuren?
Maar al snel beseften we iets wat we misschien nooit hadden willen beseffen: dat boosheid ons niet verder zou brengen. Dat wrok ons niet dichter bij Tristan zou brengen. Sterker nog, het zou ons verder van hem verwijderen. Van elkaar. Van het leven.
Stilstaan
En dus kozen we – bewust, stap voor stap – voor iets anders. Voor stilstaan. Voor luisteren naar wat er onder die pijn verborgen lag: liefde. Onvoorwaardelijk. Teder. Pijnlijk puur.
Het is moeilijk uit te leggen, maar het verlies van Tristan bracht ons op een plek waar het niet meer om onszelf draaide. Niet om wat wij wilden, wat wij hadden gepland of verwacht. Alles wat maakbaar leek, viel weg. Wat overbleef, was iets groters. Een besef. Een diepe, stille kern waarin we voelden: het leven draait niet om mij.
Tristan leerde ons dat – zonder ooit een woord te zeggen.
Hij bracht ons dichter bij de essentie. Hij maakte ons gevoelig voor wat er werkelijk toe doet: verbinding. Aanwezigheid. Overgave.
Zijn korte bestaan – of beter gezegd: zijn zijn – werkt door in alles wat we doen. In hoe we ouders zijn. In hoe we afscheid begeleiden. In hoe we gebouwen bewaren die ruimte geven aan het leven, ook in zijn breekbaarheid.
Er is een vóór Tristan, en een na.
In het na zijn we stiller geworden. Zachter misschien. Dankbaarder ook.
En steeds als het leven weer lawaai maakt, dan denken we aan hem.
Aan hoe de stilte soms alles zegt.